Feuilleton moordenaressen

Moordenaressen
Iet Erdtsieck

De Brug I
Kamper moordenaressen
Gevangenneming, berechting en straf

Misdaden, waaronder moord en doodslag zijn al zo oud als de wereld. In deze afleveringen worden moorden en doodslagen vermeld die door 17vrouwen zijn gepleegd. Bij een enkele vrouw konden deze feiten niet worden bewezen of bleef het bij een poging tot moord. Dit alles speelde zich af in de stad Kampen en wel in de jaren 1492-1974. Ook daarna, in 1998,  poogde een vrouw haar ex-man om te brengen, maar om redenen van privacy wordt deze zaak niet uitgewerkt.
  Ongetwijfeld zijn er in Kampen meer moorden gepleegd die niet zijn ontdekt en als ongelukken zijn afgedaan. Die vallen buiten dit bestek. Wel worden in deze afleveringen mannen betrokken, niet bij naam maar per moord of doodslag. Omdat altijd de vraag  onontkoombaar is of mannen en vrouwen even gewelddadig zijn. Daarom is, ter vergelijking, ook het aantal moorden en doodslagen opgenomen die mannen in dezelfde tijd begingen. Een ander punt is bij welke gelegenheid vrouwen tot moord overgingen en welk wapen ze gebruikten. En of een bepaald delict, zoals kindermoord, in een bepaalde tijd plaatsvond. Moorden die men ontdekte werden bestraft door de overheid. Deze overheid bepaalde  of de verdachte vrouw schuldig was. Was de misdaad bewezen, dan bepaalde de overheid  de hoogte  van de straf en de wijze waarop de straf werd uitgevoerd.  
   In de vijf beschreven eeuwen veranderde het strafrecht ingrijpend. Vooral toen in  de Napoleontische tijd (1795-1813)  het  Wetboek van Strafrecht  werd ingevoerd. Daarvoor kende Kampen haar eigen rechtspraak, waarin een bekentenis ook door marteling verkregen kon worden. De doodstraf was het uiterste middel om iemand te bestraffen. De onthoofding was de snelste straf, tenminste als de beul niet dronken was en het hoofd er in eenmaal afsloeg. Daarnaast kon de schuldige worden  opgehangen, gewurgd, geradbraakt, levend verbrand of in de IJssel worden geworpen. 
   Marteling was toegestaan. Men martelde om een bekentenis te verkrijgen. Deze eventuele bekentenis  werd genoteerd door de jongste van de drie secretarissen die de stad telde. Twee leden van de raad, stokmeesters geheten, sloegen of trokken letterlijk de bekentenis uit iemand. Een functie die overigens rouleerde. De bekentenis werd in de voltallige raad van Kampen besproken. Bij de berechting van een moord had ook de schout (politiecommissaris), als vertegenwoordiger van de landsheer, inspraak. Als men tot overeenstemming was gekomen over de bestraffing,  dan stelde men deze uitspraak op schrift. De moordenares werd uit de kerker gehaald en lazen de stokmeesters haar het vonnis voor. Het vonnis werd nog dezelfde dag in het openbaar voltrokken.  
  Onder dit (middeleeuws) regiem werden negen  moordenaressen, waaronder een enkele vrouw die niet opzettelijk een moord had gepleegd, berecht. Het waren  Grete Geertsdochter, Anna Halve Tonge, Griete Reijncx, Ariaen Jacobsdochter, Annegien Peters,  Annegien Harms, Aeltien Gosens, Wilhelmina Frericks en Hendrikje de Bonde. Zij pleegden hun misdaad, respectievelijk in 1492, 1535, 1544, 1585, 1631, 1682, 1686, 1711 en 1762.
    Kees Schilder en Gerrit Eijlander bewerkten de boeken waarin de wandaden zijn opgetekend.  Schilder bewerkte de periode 1492-1689 en Eijlander deed hetzelfde over de periode 1638-1807. Zij zijn dus in die tijd mijn voornaamste bronnen.
  In latere tijden bieden de politie- en rechterlijke archieven, kranten en literatuur informatie. De overheid spande tussen 1844 en 1974 rechtszaken aan tegen Louise Hoekstra, Hendrika Klomp, Marlena van de Heijde, Margje Flier, Fenneke Bomhoff, Maria V. en Jacobje van S.  De delicten werden achtereenvolgens gepleegd in de jaren 1844, 1869, 1878, 1879, 1949, 1974 (twee delicten). Er speelde nog een zaak in 1820 tegen ene Vrouw Ten Apel, die haar man zou hebben vergiftigd. Maar de man leefde nog en justitie kon niets bewijzen.  Volgende maand worden een aantal moorden,   gepleegd in de 15de en 16de eeuw, voor het voetlicht gebracht.  
 
De Brug II
Kamper Moordenaressen
Gevangenneming, berechting en straf

Misdaden zijn zo oud als de mens op aarde is. Al in het boek Genesis van het Oude Testament wordt vermeld hoe Kaïn zijn broer Abel doodsloeg. In deze aflevering gaat het over vrouwen die in de 16de eeuw een moord of doodslag bedreven. Deze vrouwen waren Grete Geertsdochter, Anna Halve Tonge, Griete Reijncz en Ariaen Jacobsdochter, alle vrouwen woonden in Kampen.
Grete Geertsdochter
In 1492 kreeg Grete Geertsdochter, die ongehuwd was, in grote eenzaamheid een kind. Grete   verstikte het direct na de geboorte. Zij verstopte het lijkje onder haar bed, maar zag na acht dagen in dat ze het dode kind moest begraven. Het dode kind  werd ontdekt en Grete werd gehoord, berecht en ter dood veroordeeld. Zij had, zoals bleek uit een latere bekentenis nog twee kinderen gedood. Als een vorm van genade werd zij onthoofd. Haar lichaam werd, ter afschrikking, verbrand.
Anna Halve Tonge
Ook Anna Halve Tonge pleegde, in 1535, moord of doodslag op haar pasgeboren kind. Zij legde het dode kind bij het vuilnis. Toen dit was ontdekt wilden de stokmeesters weten hoe de baby was gestorven. Maar Anna kon dit niet zeggen, ook niet nadat zij langdurig was gemarteld. Zij zei  niet te weten of zij haar kind had omgebracht, omdat zij tijdens de geboorte een aanval van vallende ziekte had gekregen. Na zes dagen gepijnigd te zijn zonder dat er een bekentenis was losgekregen, werd ze uit de gevangenis ontslagen en verbannen uit de stad tot op een mijl afstand. Bovendien moest zij de oervede doen. Dat was een belofte dat zij de stad en haar inwoners geen kwaad zou doen. Een verbanning buiten de stad betekende dat  iemand al zijn/haar bezittingen moest achterlaten en zonder bescherming van de stad  moest zien te overleven. Vaak konden de bannelingen zich dan ook alleen staande houden door zich aan te sluiten bij rondtrekkende bendes. Deze bendes beroofden en moorden om in leven te blijven.
Griete Reijncz
Griete Reijncx trof in 1544 een zwaarder lot. Zij werd geradbraakt. In die tijd vast wel terecht. Zij had namelijk haar buurvrouw, Cathrine Cornelijs, die lag te slapen met  een bijl de hersens ingeslagen. Waarbij zij en passant het kind van van Cathrine eveneens vermoordde.  Het was een brute roofmoord. Griete Reijnicx wist namelijk dat haar buurvrouw wat geld had. De lichamen verborg Griete onder haar bed. Nadat zij de ledematen van de lichamen had afgesneden, wierp zij de rompen en andere lichaamsdelen op verschillende plekken in de Burgel. Dat was niet erg handig van haar, omdat ze de bijl, waarmee zij de moorden had bedreven, eerder  had geleend bij een buurvrouw. Nadat Griete de dubbele moord had bekend werd zij, zoals gezegd, geradbraakt, met de dood tot gevolg  
Ariaen Jacobsdochter
Ook Ariaen Jacobsdochter bracht het er in 1585 niet levend vanaf. Zij doodde haar pasgeboren kind en werd als straf gewurgd. Dat wurgen geschiedde aan de paal. De vrouw zat of stond tegen de paal en de beul trok een koord om haar nek steeds strakker aan met de dood tot gevolg.
  Deze vier vrouwen pleegden gedurende  een kleine eeuw een moord of een doodslag. Het was kennelijk een tijd vol van agressie, want in genoemde tijdsperiode pleegden 14 mannen een moord en werden er zes veroordeeld voor doodslag. De doodslagen door mannen waren vaak het gevolg van uit de hand gelopen (echtelijke) ruzies, de moorden werden meestal gepleegd na berovingen en verkrachtingen.
Volgende maand komen de moorden en doodslagen gepleegd door Annegien Peters, Annegien Harms en Aeltien Goosens aan de orde
 
De Brug III
Kamper moordenaressen
Gevangenneming, berechting, straf

Misdaden werden in alle de ons voorgaande eeuwen gepleegd. Zij vonden uiteraard ook plaats in Kampen. In deze aflevering komen  de moorden en doodslagen in de 17de eeuw aan bod. Het betreft de zaak Annegien Peters, Annegien Harms  en Aeltien Gosens. 
 
Annegien Peeters
In de zaak van Annegien  Peters, die in 1631 speelde, was geen moord maar  toeval in het spel. Er  waren  getuigen bij aanwezig geweest die dat bevestigden. Het ging hier duidelijk  om doodslag.
  Wat was het geval. De 60-jarige Annegien Peters, afkomstig uit Kerkrade, en haar man de constapel (kannonier) Peter kregen een hoogoplopende ruzie, waarbij de man zijn vrouw in elkaar sloeg. Jan Janssen Coeck uit Brunnepe trachtte de ruzie te sussen. Tevergeefs. Peter bleef Annegien maar slaan waar hij haar raken kon. Annegien liet zich niet onbetuigd en sloeg Peter met een tang in zijn gezicht. Uiteindelijk stak Annegien haar man met een mes in de borst. Een verwonding waaraan Peter stierf.  Ziende dat haar man dood was sloeg de vrouw op de vlucht, maar zij werd bij Kamperveen door stadsdienaren gegrepen en terug naar de stad gevoerd. Daar stond de magistraat haar toe het lichaam van haar man te begraven.   
   Daarna stond Annegien  terecht voor schepenen, raad en schout in de schepenkamer en wel op 1 september 1631. Het vonnis werd haar voorgelezen en het behelsde onthoofding. Onmiddellijk na de voorlezing werd Annegien Peters, achter het stadhuis door de scherprechter onthoofd. [i]
Annegien Harms
Ook Annegien Harms uit de Speldemakerssteeg pleegde een misdaad. Zij trachtte in 1682 met rattenkruid haar zuster, zwager en hun dienstmeisje te vermoorden. Dat deed Annegien Harms door het meel waarmee haar zuster pannenkoeken bakte, te vermengen met rattenkruid. De zuster, zwager en het dienstmeisje werden wel erg ziek, maar gingen niet dood. Toen betreffende personen ziek waren, vroegen zij Annegien hen te verzorgen. Dat hadden deze stakkers beter niet kunnen doen, want het gaf de moordenares de gelegenheid haar werk af te maken. Zij diende haar zuster en zwager bier met rattengif toe. Zij stierven. Het dienstmeisje overleefde de aanslag. 
 De zaak kwam uit en Annegien Harms werd beschuldigd van driedubbele doodslag en tweevoudige moord. Zij werd publiekelijk aan de paal gewurgd en haar lichaam werd buiten de stad gesleept ter voorbeeld en afschrikking van anderen. 
Aeltien Gosens
Een geval van een vrouw die in grote eenzaamheid beviel van een kind. Zij wist  haar zwangerschap geheim te houden en het pasgeboren kind te verbergen. Het betreft Aeltien Gosens die in 1686 beviel, volgens haar zeggen van een dood kind. Nadat de zaak was uitgekomen werd Aeltien naar het gerecht gebracht en in hechtenis genomen. Ook de vader van het kind werd gehoord. Men wilde weten of hij Aeltien er toe had aangezet het kind te doden. De man werd gemarteld, maar bleef volhouden niets met een eventuele doding van het kind te maken hebben gehad. Het lijkje van de baby werd onderzocht, maar men vond niets verdachts. Uiteindelijk ging de Kamper magistraat ervan uit, dat Aeltien Gosens haar kind niet willens en wetens had omgebracht. Men weet de dood van het kind aan de onnozelheid van Aeltien inzake kraamzaken. Toch moest er worden gestraft, want de vrouw was immers ongehuwd zwanger geworden. Zij werd dus gestraft met verbanning uit de stad.   
 
Zover bekend waren Annegien Peters, Annegien Harms en Aeltien Gosens de enige vrouwen  die in de 17de eeuw voor moord of doodslag werden berecht. In diezelfde tijd werden acht mannen veroordeeld voor moord en zes mannen voor doodslag. De doodslagen gebeurden vaak per ongeluk of waren het gevolg van uit de hand gelopen ruzies waarbij sterke drank een rol speelde. De meeste moorden die werden gepleegd waren roofmoorden en in een enkel geval vermoorde een man zijn vrouw. Volgende maand komen zware misdaden die vrouwen pleegden in de 18de eeuw aan de orde.
 
De Brug IV
Kamper moordenaressen
Gevangenneming, berechting en straf

Er werden in de 18de eeuw minder moorden gepleegd dan voorgaande eeuwen, maar mensen werden evenzeer voor andere strafbare feiten ter dood gebracht. Kennelijk brak een eeuw van moraliteit aan. De Kamper overheid richtte zich veel meer dan de eeuwen daarvoor om onzedelijk gedrag, zoals hoererij, overspel, echtbreuk en sodomie (mannen die seks hebben met andere mannen) te bestraffen. Dit leidde in geval van sodomie tot de doodstraf en in de andere gevallen tot verbanning uit de stad, een aantal jaren tuchthuis (in het 1738 opgerichte provinciale tuchthuis in Zwolle) of een aantal dagen op water en brood in een Kamper cachot.
 
De 18de eeuw geeft dus een heel ander beeld over de misdadigheid van man en vrouw dan  de eeuwen ervoor. Gerrit Eijlander die de periode te boek stelde kwam tot twee moorden en twee doodslagen. De doodslagen werden gepleegd door twee mannen en de moorden door twee vrouwen. Beide vrouwen vermoorden hun pasgeboren kind.
 
Wilhelmina Frericks
In 1711 beviel Wilhelmina Frericks zonder iemand te roepen van een zoontje. Uit het processtuk wordt duidelijk dat zij dit kind niet wilde houden. Zij had geen toebereidselen gemaakt voor de komende bevalling. Nogal plastisch wordt in de stukken verteld hoe de geboorte in haar werk ging. Na de bevalling heeft Wilhelmina bij het licht van de maan het kind met een klein vismesje de hals doorgesneden. Dat lukte niet bij de eerste keer. Een gruwelijk verhaal. Dat vonden de burgemeesters, schepenen en raden van Kampen ook en daarom oordeelden zij dat Wilhelmina Frericks `aan een paal met een koorde gewurgd te worden tot de dood erop volgt’. Haar lijk mocht wel in een kist worden begraven. [i]
 
Hendrikje de Bonde
Het valt ernstig het te betwijfelen of Hendrikje de Bonde, huisvrouw van Lucas de Ka, in 1762, haar 13-jarige dochter met opzet om het leven bracht.
   Hendrikje de Bonde sneed haar kind Marietje, terwijl deze sliep de keel door. De magistraat in Kampen vroeg zich af of de vrouw de misdaad ‘bij sinnen’ had gepleegd.  Haar buren vertelden desgevraagd dat Hendrikje al twintig jaar niet bij haar verstand was en zinloze dingen deed. De Kamper schepenen en raden kwam tot de conclusie dat Hendrikje de Bonde tijdens het ombrengen van haar dochtertje niet toerekenigsvatbaar was geweest en daarom niet ter dood kon worden gebracht. Zij oordeelden, dat zij haar verdere leven op `een verseeckerde plaats’ moest worden opgesloten
In 1742 liep de matpartij tussen de soldaten Herman Slegt en Jan Alexander uit op de dood van  Herman Slegt en de vlucht van de laatste. Alexander werd door de Kamper magistraat veroordeeld wegens doodslag en verbannen uit de stad
   Ook Dirck Jan Mulder, die in 1705 Swijr Herms had gedood,  werd verbannen. Hij had volgens zijn rechters de doodslag gepleegd in een  `gedeeltelijk niet toerekeningsvatbare toestand’
 
In de volgende aflevering worden veel  kindermoorden in de 19de eeuw beschreven. Ten minste wanneer de overheid dit kan bewijzen. Het recht werd zakelijk en men maakte een einde aan  openbare terechtstellingen 
 
De Brug V
Kamper moordenaressen
Gevangenneming, berechting en straf
 
In de Franse tijd werd de Code Pénal ingevoerd. In 1811 werd dit Wetboek van Strafrecht van kracht. Het justitiële en het bestuursapparaat werd in het Franse systeem geïntegreerd. In de Code Pénal ontbrak een verbod op homoseksuele handelingen, terwijl al eerder de foltering bij een verhoor niet meer werd toegepast. De doodstraf bleef bestaan, maar slechts door de strop en het zwaard. Radbraken en verdrinking werd afgeschaft. Ook werden misdadigers niet meer tentoongesteld aan het publiek. De rechter mocht uitsluitend feiten bestraffen die in wettelijke bepalingen strafbaar waren gesteld.
 
Concreet betekende het dat de burgerij voortaan verstoken bleef van allerlei emotionele taferelen in het openbaar, die afschuw en sensatiezucht opwekten. Het recht werd zakelijk. Men hoefde niet langer een oervede te doen of uit de stad verbannen te worden. Ongewenste elementen werden  naar het Zwolse tuchthuis gestuurd of verdwenen gedwongen vrijwillig naar de Koloniën van Weldadigheid. In 1842 overkwam dit Maria Johanna Slot, Cornelia van Doeveren en Catharina Renkelaar. Er staat in de stukken dat zij vrijwillig naar de kolonie Ommerschans vertrokken. Wat valt te betwijfelen. 
  
 In de 19de eeuw pleegden Kamper vrouwen –kindermoorden uitgezonderd-  slechts kleine vergrijpen of overtredingen, die er uit bestonden dat men ruzie zocht, een enkele klap uitdeelde, iets stal, hete as op de straat strooide, zich schuldig maakte aan burengerucht, iemand oplichtte en kwaadsprak. Al deze zaken werden door het in 1838 opgerichte kantongerecht te Kampen afgedaan. Daders konden kiezen tussen een boete of enige dagen gevangenisstraf, of kregen boete én gevangenisstraf. Alle veroordeelden moesten de kosten van het rechtsgeding zelf betalen.
 
 Van een heel andere orde waren de kindermoorden. Het is van alle tijden en alle plaatsen dat meisjes en vrouwen hun zwangerschap verbergen, in grote eenzaamheid hun kind baren en het wel of niet doelbewust ombrengen. Zoals ook in de 19de eeuw in Kampen. Uit de opgemaakte proces-verbalen van de politie blijkt, dat lang niet altijd de moeder van het levenloos aangetroffen kind werd gevonden.
   Eind februari 1857 werd in de IJssel het dode lichaampje gevonden van een pasgeboren meisje, met de navelstreng nog intact. Het lijkje werd verzegeld opgestuurd de griffie van de Zwolse rechtbank om daar te worden onderzocht, teneinde vast te stellen of het kindje met opzet van het leven was beroofd. Daar kwam geen uitsluitsel over, evenmin kwam men de moeder op het spoor. Het lijkje werd door de officier van justitie in Zwolle teruggestuurd naar Kampen, met het verzoek om aan de begraving de nodige zorg te besteden.   
   Een paar jaar later was het opnieuw raak. In juni 1859 werd opnieuw het lijkje gevonden van een pasgeboren meisje. De pasgeborene was met een steen verzwaard in een sloot in Brunnepe gedumpt. Al snel werd duidelijk dat het kind van het leven was beroofd. Men had een verdachte en men hoorde getuigen, maar het misdrijf kon niet worden bewezen.  Hetzelfde was het geval met een kinderlijkje dat werd gevonden in 1891. De officier van justitie in Zwolle schreef aan de commissaris van politie in Kampen over dit dode kind: ‘In antwoord op Uw schrijven van heden bericht ik U dat het kinderlijkje kan worden begraven. De aanwijzingen tegen de jonge vrouw (Rosalie …..) zijn zoo gering, dat het de vraag is of er ooit voldoende bewijs zal komen’ Dat bewijs kwam er niet.
   Evenmin werd de moeder gevonden van het kinderlijkje dat een jaar later werd gevonden en werd onderzocht door dr. C. J. Veen Valck. Ook dit kind werd naamloos begraven.
Vrouwen waarvan wel duidelijk werd dat zij een kind hadden gebaard dat levenloos ter wereld was gekomen,  of waarvan de politie vermoedde dat de moeder handelingen had gepleegd of handelingen had nagelaten, die de dood tot  gevolg hadden, waren: Hendrika Klomp, Marlena van der Heijde en Margje Flier. Over hen gaat de volgende aflevering.
 


________________________________________
 
De Brug VI
Kamper Moordenaressen
Gevangenneming, berechting en straf
 
Schaamte voor ontdekking, om buiten een echtelijke verbintenis, kinderen op de wereld te zetten was een reden voor kindermoord. Een misschien wel directer oorzaak was de grote armoede.  Men kan zeggen dat de 19de eeuw de eeuw is waar ongelijkheid de norm is. Armoede is geaccepteerd als een vaststaand gegeven, dat werd verzacht door weldadigheid. Bekend is dat er in de tweede helft van de 19de eeuw zeven kinderlijkjes in Kampen werden ontdekt. Maar hoeveel zijn er niet ontdekt?
 
Vrouwen waarvan wel duidelijk werd dat zij een kind hadden gebaard dat levenloos ter wereld was gekomen,  of waarvan de politie vermoedde dat de moeder handelingen had gepleegd of handelingen had nagelaten, die de dood tot  gevolg hadden, waren: Hendrika Klomp, Marlena van der Heijde en Margje Flier.
Hendrika Klomp
Op 27 september 1869 verzocht de officier van justitie in Zwolle aan de commissaris van politie in Kampen een onderzoek in te stellen omtrent de weduwe Hendrika Schimmelpenninck Vos, geboren Klomp. Deze zou bevallen zijn en het kind onder haar bedstee hebben begraven. Het wordt niet duidelijk uit de stukken of het kind per ongeluk of met opzet om het leven is gebracht. Wel is duidelijk dat Hendrika Klomp er vandoor ging, maar later werd gearresteerd. Zij moest een gevangenisstraf van zes  maanden en drie dagen  uitzitten. Waarschijnlijk heeft men doodslag aangenomen, omdat Margje Flier tien jaar later –veroordeeld voor doodslag op haar kind- een soortgelijke straf moest ondergaan.  
Marlena van der Heijde
Maar eerst de zaak Marlena van der Heijde. Opnieuw gaat de casus in de stukken berustend bij het Kamper politiearchief  over een dode baby. Ook de Kamper Courant had lucht van de zaak gekregen. Op 21 juli 1878 berichte de krant, dat:`Gisteren door de Commissaris van Politie alhier tegen een zekere dienstbode L.v.d. H. proces-verbaal is opgemaakt als verdachte van een kindermoord; het kind waarvan zij Vrijdag den 12 dezer was bevallen ten huize haars meesters en dat zij beweert levenloos te zijn ter wereld gekomen, is door den Commissaris onder haar bedstede verborgen gevonden: gisteravond is de Heer Rechter-Commissaris vergezeld van de Heer Officier van Justitie en den Griffier uit Zwolle overgekomen om het verdere onderzoek in deze in te stellen; de verdachte is voorloopig in vrijheid gesteld 
   De moord of doodslag werd niet bewezen en Marlena van der Heijde werd op 14 september 1878 door de rechtbank buiten vervolging gesteld.
Margje Flier
Een jaar later, 1879, opnieuw een geval van een niet gewenst kind. Het ging erom of het kind van Margje Flier dood werd geboren of dat de moeder het lot een handje had geholpen. Ook dit kind werd geboren zonder enige hulp. De vraag voor justitie was of het kind na de geboorte nog had geleefd. Margje scheen aan een van haar zusters bekent te hebben, dat het  kind na de bevalling nog in leven was. De officier van justitie gelastte daarom een onderzoek om vast te stellen of de verstikking van het kind veroorzaakt was door nalatigheid van de moeder. Ook werden er getuigen gehoord die woonden in hetzelfde huis waar de bevalling had plaatsgevonden. Uiteindelijk kwam de arrondissementsrechtbank te Zwolle tot de conclusie dat Margje Flier ‘manslag door onvoorzichtigheid’ had gepleegd. Zij werd veroordeeld tot 45 dagen cellulair en ƒ25,- boete. 
  In de volgende aflevering gaat het over Vrouw ten Napel die ervan werd verdacht haar man te hebben vergiftigd en Louise Hoekstra, die haar oude huisbaas vermoordde.    
________________________________________
.
De Brug VII
Kamper moordenaressen
Gevangenneming, berechting en straf
 
De 19de eeuw is de eeuw van de kindermoorden. En dan werden alleen nog de vrouwen berecht waarvan kon worden bewezen dat zij hun kind hadden omgebracht. Deze –onvrijwillige- moeders brachten hun kind om uit angst en schaamte. Heel anders zijn de gevallen die nu aan de orde komen van Vrouw Ten Napel en Louise Hoekstra.
 
Vrouw ten Napel
In de 19de eeuw –los van de kindermoorden- is één geval bekend van een vrouw die een moord pleegde en één die beschuldig werd van een poging tot moord.
 Bij de politiecommissaris van Kampen kwam op 3 april 1820 een stuk van de officier van justitie te Zwolle binnen, waarin werd vermeld dat ene Vrouw ten Napel haar man heeft trachten te vergiftigen door gemalen ijzervijlsel in zijn pannenkoeken te verwerken. De beschuldiging kwam van de weduwe Morre. Deze weduwe Morre was zelf niet brandschoon, want zij bleek een karn te hebben gestolen van genoemde Vrouw Ten Napel. De Kamper politie werd door de officier van justitie verzocht de zaak te onderzoeken. Na dit onderzoek kwam de officier slechts tot de conclusie dat de weduwe Morre een onbetrouwbare getuige was. Verder viel er niets te bewijzen. De Kamper politie kreeg de opdracht de  gedoodverfde gifmengster Vrouw Ten Napel in de gaten te houden. Vrouw Ten Napel komt verder niet in de stukken van justitie voor, dus het is een geval van laster geweest of Vrouw Ten Napel heeft er van afgezien haar man verder te vergiftigen. 
Louise Hoekstra
Een heel ander zaak is de moord van Louise Hoekstra op Pieter Schut. De Kamper Courant berichtte op 5 september 1844 het volgende: ‘In den nacht van den 3 op den 4 september, is een afgrijselijke moord gepleegd op een hoogbejaarden grijsaard, houder van een Logement voor minvermogende reizigers’. De krant deelde haar lezers mee dat de arrondissementsrechtbank van Zwolle de zaak in onderzoek had.  
  De Kamper politie wees al snel de huishoudster (dienstmeid) Louise Hoekstra als daderes aan. Zij had Pieter Schut eerst zwaar mishandeld en toen gesmoord. Het werd de stadsarts K.F.C.Büchner niet duidelijk of Schut al was overleden aan zijn zware verwondingen of dat de smoring een einde aan zijn leven maakte. Uit de stukken valt niet op te maken waarom Louise Hoekstra deze misdaad pleegde. Wel is er een vermelding in het politiearchief over een diefstal die Hoekstra een maand voor de moord pleegde. Zij verkocht een bed met toebehoren aan Abraham Nathan Kalf. Zaken die het eigendom waren van Pieter Schut.
   Louise Hoekstra werd voor de moord op Pieter Schut ter dood veroordeeld. De terechtstelling moest worden uitgevoerd in Kampen. Noch in officiële stukken noch in kranten kan men lezen of dat deze straf  is uitgevoerd. Waarschijnlijk is de doodstraf niet uitgevoerd, ondanks dat deze  nog niet officieel was afgeschaft. 
 
Naast de kindermoorden en de casussen Vrouw Ten Napel en Louise Hoekstra zijn er geen bewijzen voor een doodslag of moord in Kampen in de 19de eeuw.
  In de politiearchieven duikt slechts de naam op van Berend van der Kolk. Hij werd er in 1882 van beschuldigd Andries Wilderdijk van het leven te hebben beroofd. Het lijk van Wilderdijk werd op 10 augustus van dat jaar uit de IJssel gehaald. Deze Van der Kolk bleek een onverbeterlijk dronkaard te zijn geweest met een grief tegen Wilderdijk, die hij moedwillig zou hebben verdronken. De zaak werd nooit bewezen.  
   In de volgende afleveringen de moorden in de 20ste eeuw en met name die op  de oude vrijgezel Willem Siebert.
 
-
De Brug VIII
Kamper moordenaressen
Gevangenneming, berechting en straf.
 
Ook in de 20ste eeuw werden er misdrijven gepleegd. Bekend is een enkele moord of doodslag door een man gepleegd op een man. En een poging tot doodslag van een visser op een visser. Daarnaast werden veel overtredingen geconstateerd. Ook moest de politie mannen laten gaan omdat er onvoldoende bewijs was.
In 1904 trachtte visser D. Kanis een zekere D. van Dijk, in een bekende herberg aan de Noordweg, na een ruzie over de plaatsing van aalfuiken, van het leven te beroven met een vuurwapen. Het eerste schot miste, maar met het tweede werd Van Dijk in de schouder getroffen. Hij overleefde de aanslag. Er waren 11 getuigen van deze aanval, waarvan later 10 tegen en één voor Kanis getuigden. Kanis betoogde  voor de rechter dat het schot per ongeluk was afgegaan. Wat niet werd geloofd, ook al niet omdat Kanis toen hij door de politie van huis werd gehaald ze te lijf wilde gaan met een groot slagersmes.
  Tot en met de Eerste Wereldoorlog werden er in Kampen geen moorden gepleegd en werden er geen kinderlijkjes gevonden. Opvallend is dat er wel veel openbare dronkenschap voorkwam, die werd bestraft met een geldboete of/en enkele dagen hechtenis. Zoals altijd werden er veel diefstallen gepleegd, in 1918 vooral van levensmiddelen (die waren schaars geworden, ook in het neutrale Nederland).
  In de het interbellum (de jaren tussen beide Wereldoorlogen) kwam er een andere vorm van  kleine misdrijven bij. En wel verkeersdelicten. De mensen werden mobiel. Meer mensen hadden een fiets en ook de auto deed zijn intrede in het stadsverkeer. Dit uitte zich in verkeersovertredingen, zoals fietsen zonder licht, fietsen aan de verkeerde kant van de weg, geen belastingplaatje op de fiets en te hard rijden met de auto. Verkeersongelukken met dodelijke afloop kwamen meer voor. Zoals bijvoorbeeld in 1936, toen de zevenjarige Willem Modderman, die samen met zijn ouders fietste over de Buitenkade,  werd overreden en overleed aan zijn verwondingen.
   In deze jaren werden er veel kleine misdrijven gepleegd. Er ging geen week voorbij of er werd wel iemand mishandeld, waarvan dan aangifte werd gedaan. Er werden in deze jaren, vergeleken met andere jaren, veel proces-verbalen opgemaakt, inzake een verdacht overlijden, wat bij nader onderzoek een fataal ongeluk bleek. Dit was bijvoorbeeld het geval met de 80-jarige Alberta Siero. Zij kwam door gasverstikking om het leven, doordat een gasleiding was losgeraakt.
   Slechts in een enkel geval bleek iemand te zijn gedood of vermoord. Zoals bleek in de zaak van korporaal De Vos van het Instructie Bataljon, waarbij medemilitairen de verdachten waren. De Kamper politie constateerde de moord en daarna kwam de zaak terecht bij  het Militair Gerechtshof in Arnhem. In de jaren 1919-1940 werd het lijk van een man gevonden, die gewelddadig was omgebracht en werd door een man doodslag of moord gepleegd op een andere man.
   In de Tweede Wereldoorlog zetten de lichte misdrijven zich voort, vooral wat diefstal betrof. Er was in die jaren sprake van prijsopdrijving en het clandestien verkopen van bijvoorbeeld tarwe en autobanden. Er deden zich geen moorden voor, wel waren er ongevallen met dodelijke afloop. In 1941 bijvoorbeeld kreeg de Kamper politie te maken met de dood door verdrinking van Kers van der Stouwe van het Kampereiland, die waarschijnlijk na een hartaanval in een sloot terechtkwam en verdronk.   
  Vrouwen pleegden in de tweede helft van de 20ste eeuw geen moorden, ook niet op hun pasgeboren kind. Wel werd er in 1944 door de Kamper politie vier keer proces-verbaal opgemaakt inzake vruchtafdrijving (abortus). In de volgende aflevering de tragische moord op de vrijgezel Willem Siebert en de ongewilde doodslag van de ene zuster op de andere. 
test -

De Brug IX
Kamper moordenaressen
Gevangenneming, berechting en straf
 
Vier jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog werd Kampen, in 1949, opgeschrikt door een moord die werd gepleegd door de 40-jarige Fenneke Bomhoff. Zij sloeg haar minnaar/werkgever de 60-jarige Willem Siebert met een  hamer letterlijk de hersens in.
   Wat was er aan de hand. Fenneke Bomhoff was in wezen een tragisch geval. Zij had een ongelukkige jeugd en een slecht eerste huwelijk achter de rug, wat voor de oorlog al uitmondde in een scheiding. Daarna trouwde zij met een Joodse man, genaamd Josef Groenberg. Groenberg werd in 1941 in het Duitse concentratiekamp Mauthausen door de Duitsers vermoord. Bomhoff die geen middelen van bestaan had, trok in de oorlog vrijwillig naar Duitsland om daar te werken. Voor deze daad werd zij gestraft en geïnterneerd. In mei 1948 kwam Bomhoff vrij en werd zij voorwaardelijk buiten vervolging gesteld. Bomhoff leed aan toevallen en gebruikte medicijnen om rustig te blijven.
     Fenneke Bomhoff was weduwe, maar kon dit niet bewijzen, dus kon zij ook niet opnieuw trouwen. Zij had namelijk het bewijs, dat zij de weduwe was van Groenberg,  opgestuurd naar de Levensverzekeringsmaatschappij R.V.S. Deze had dit stuk nodig, om Bomhoff geld uit te keren uit de verzekering van haar omgekomen man. En nu was dit bewijs zoek geraakt bij genoemde maatschappij.
    Uiteindelijk kwam Fenneke Bonhoff, na haar vrijlating, via kennissen in Kampen terecht en werd zij huishoudster bij de twintig jaar oudere Willem Siebert. Deze Siebert was een ongehuwde man, die zijn geld verdiende als arbeider en een strafblad had (waar ook mishandeling op voorkwam). Hij woonde Burgwalstraat 8 boven. In eerste instantie boterde het goed tussen beide partners. Ze wilden zelfs trouwen.. Echter de papieren van Bomhoff kwamen maar niet in orde. Siebert mishandelde Bomhoff en Bomhoff werd bevriend met een andere man. Talrijke ruzies volgden. Ruzies waarbij men elkaar ook te lijf ging.
Op 12 september 1949 was de maat vol. Na verschillende klappen van zijn kant, zei Siebert dat de relatie over was en droeg Bomhoff op haar spullen te pakken en weg te gaan. Daarop liep Fenneke Bomhoff volledig overstuur naar de politie om haar beklag te doen. Men ontbood Siebert op het bureau en een agent kreeg hem zover dat Bomhoff nog 14 dagen mocht blijven. Met deze boodschap ging men samen weer terug naar de woning van Siebert. De strijd laaide daar opnieuw op. Toen Siebert aanstalten maakte om Bomhoff een suikerpot naar het hoofd te gooien, greep deze een hamer en sloeg hem de hersens in. Daarop snelde Fenneke Bomhoff opnieuw naar het Kampen politiebureau, waar zij uitriep: ‘Ik heb hem doodgemaakt. Ik heb hem de hersens ingeslagen’. Willem Siebert overleed een dag later aan zijn verwondingen. Fenneke Bomhoff werd gevangen genomen op verdenking van poging tot moord, c.q. poging tot doodslag, subsidiair zware mishandeling.
  Nadat Fenneke Bomhoff was gearresteerd maakte zij een lijst op van haar bezittingen. De lijst telt kleren en huishoudelijke voorwerpen. Zij noteerde ook op welke plaats deze spullen in het huis van Siebert stonden. Aan het einde van haar brief schreef ze: ‘Mocht ik zwaar gestraft worden dan kan de hele boel verkocht worden, behalve het ondergoed en nachtgoed plus een groene japon en 1 paar zwarte schoenen  met suède en de kousen. Het geld kan voor mij bewaard worden op de spaarbank. Mocht ik het niet overleven dan komt al het geld plus het goed aan Mevr. B.C. Nijland-Jubels thans wonende Kamillenstraat 29 Amsterdam (N)’.
   Op 24 december 1949 stond Fenneke Bomhoff voor haar rechters. Kalm, tot rust gekomen in de gevangenis. Er werd door de officier van justitie om een nader onderzoek gevraagd teneinde om de geestelijke vermogens van Bomhoff te onderzoeken. Mocht de rechtbank hier niet in meegaan dan eiste de officier drie jaar gevangenisstraf. De rechtbank ging in op het voorstel van de officier en wees de zaak terug naar de rechter-commissaris.
   Een half jaar later stond Bomhoff opnieuw terecht. Op grond van het psychiatrisch onderzoek eiste de officier negen maanden gevangenisstraf met aftrek (de tijd dat de beklaagde al had vastgezeten) en ter beschikking stelling van de regering (TBR). De rechtbank naam de eis van de officier over. [i] 
  Het huis van Willem Siebert in de Burgwalstraat stond vele jaren leeg. Het Nieuw Kamper Dagblad beschreef 25 jaar na dato nog eens de gebeurtenissen rond de moord. De krant publiceerde een foto waarop was te zien hoe, na een leegstand van 25 jaar, een groene heester uit de het raam van Willem Sieberts voormalige woonkamer  groeide. Volgende keer de laatste aflevering.

De Brug X
Kamper moordenaressen
Gevangenneming, berechting, straf.
 
In 1974 werden twee personen door vrouwen omgebracht. Een moord en een doodslag. De moord wordt om privacyredenen niet verder uitgediept. De doodslag was een uit  de hand gelopen ruzie die onbedoeld eindigde in doodslag.
 
Maria V.   
In 1974 werden er in de maand maart in Kampen een moord en een doodslag gepleegd.. De doodslag haalde de kranten niet. Wat hield deze doodslag in? Eigenlijk een uit de hand gelopen ruzie tussen twee dronken zusters en wel de 60-jarige Maria de J-V. en haar twee jaar jongere zuster Elisabeth. De zusters woonden in de Houtzagersteeg  op een bovenhuis. De twee kregen ruzie op de overloop, nadat zij dronken waren thuisgekomen en vielen al vechtend van de trap. Zij waren beide bewusteloos. Maria kwam weer tot haar positieven, maar Elisabeth stierf een dag later.
    Het was de politie al snel duidelijk dat Maria .V.niet normaal was. Terwijl zij nog op het Kamper politiebureau zat maakte huisarts H.M op 21 maart 1974, over haar toestand een rapport op. Hij concludeerde dat V. een chronische alcoholiste was, zij niet in staat was haar lichaam te verzorgen, zij het vermogen miste tot sociale contacten, zij geen eenvoudige vragen kon beantwoorden en dat zij gedisoriënteerd was zowel in tijd als ruimte. Nog dezelfde dag vorderde de officier van justitie in Zwolle, dat Maria V. in een krankzinnigengesticht moest worden opgenomen. In de laatste helft van de 20ste eeuw werden er verder geen moorden door vrouwen gepleegd.
    In de periode tussen 1949 en het eind van de eeuw gingen negen mannen ertoe over het leven van hun medemens te beëindigen. Een neef vermoordde zijn oom, een dronken man stak een student dood, een man stak een andere man op de Plantage dood, een man wurgde een apothekersassistente, een zoon wurgde zijn moeder, een  buurman verkrachtte en vermoorde zijn buurmeisje, een onderverhuurder duwde zijn verhuurder van het balkon met de dood als gevolg, een jonge man verkrachtte en vermoordde een studente en een man werd door drie andere mannen doodgestoken. Duidelijk is dat mannen in de 20ste eeuw gewelddadiger zijn geweest dan vrouwen
Enkele conclusies
De vraag is altijd of vrouwen minder gewelddadig zijn dan mannen. In het algemeen wijzen de  cijfers heden uit, dat slechts 9% van de vrouwen in verhouding met mannen een misdrijf  pleegt. In de 16de eeuw lag dit in Kampen beduidend anders, daar haalden vrouwen 20% van het aantal moorden of doodslagen. In de 17de eeuw  lag het percentage vrouwen die een moord pleegden eveneens op 20%.  In de 18de eeuw scoorden vrouwen en mannen even hoog.
    De 19de eeuw is de eeuw van de kindermoorden, veroorzaakt door armoede en schaamte. Vooral in de tweede helft van deze eeuw doodden veel wanhopige vrouwen hun kind. In het eerste deel van de 20ste eeuw lag  het gemiddelde van moord en doodslag gepleegd door  vrouwen in Kampen laag, namelijk 0%. Waarom is niet duidelijk. Wellicht zijn er, hoewel   na diepgaand onderzoek, zaken niet boven tafel gekomen.
   Vrouwen ple(e)g(d)en moorden uit andere motieven dan mannen en bovendien zijn de moorden tijdgebonden.  En dan met name de moord door vrouwen op hun pas geboren kinderen. Grete Geertsdochter, Ariaen Jacobsdochter en  Wilhelmina Fredricks doodden hun pasgeboren baby en trachten het lijkje te verbergen. Van Anna Halve Tonge  en Annegien Gosens is het niet zeker of zij hun kind ombrachten of dat het dood ter wereld kwam.
   In de tweede helft van de 19de eeuw werden vier onbekende  kinderlijkjes door de overheid begraven, omdat men niet kon traceren wie de moeder was. Dat was wel het geval met de pasgeboren kinderen van Hendrika Klomp, Marlena van der Heijde en Margje Flier. Zij kwamen voor de rechter, waarbij Hendrika Klomp tot  zes maanden en drie dagen celstraf werd veroordeeld, Marlena van der Heijde buiten vervolging werd gesteld en Margje Flier, 45 dagen gevangenisstraf kreeg opgelegd. Zij werden niet zoals Grete Geertsdochter, Ariean Jacobsdochter en Wilhelmina Frericks met de dood bestraft.    
   Al deze vrouwen waren bang voor de ontdekking van hun zwangerschap. Een onecht kind was een schande en dat trachtten ze te verbergen. Bovendien zullen ze geen middelen van bestaan hebben gehad om hun kind te onderhouden, want zwangere ongehuwde meisjes en vrouwen  werden ontslagen.
   Hendrikje de Bonde, die haar kind de keel doorsneed behield haar leven. Zij werd krankzinnig verklaard en dus niet vervolgd.
   Waarom Annegien Harms haar familie vermoordde staat niet in de stukken. Zij kreeg de doodstraf. De moorden die Griete Reijncz  en Louise Hoekstra pleegden kwamen voort uit hebzucht en leverden hen eveneens de doodstaf op. Aan Griete Reijncz werd deze straf ook voltrokken. In het geval van Louise Hoekstra waarschijnlijk niet.
  
De doodslagen die Annegien Peters en Fenneke Bomhoff pleegden op hun levensgezel lagen in de relatiesfeer. De beide vrouwen doodden, tijdens een uit hand gelopen ruzie, hun partner. Daar valt eigenlijk ook de doodslag van Maria V. onder, die in beschonken toestand haar zuster van de trap duwde. Annegien Peters, die haar man in woede met een mes doodde, moest dit in de 17de eeuw bekopen met onthoofding. Bomhoff werd na haar voorarrest ter beschikking gesteld van de regering en V. zag de gevangenis niet eens maar belandde direct in Ermelo (psychiatrisch ziekenhuis).
 Genoemde vrouwen pleegden hun daden  met hun handen, een kussen, een (scheer)mes, een bijl of een hamer. Haast alle delicten die vrouwen pleegden  lagen  in de huiselijk sfeer.
   Bij mannen lag dit duidelijk anders. Zij moordden meer buitenshuis en gebruikten daarvoor een mes of een vuurwapen. Een feit was ook, dat een man gemakkelijker aan een vuurwapen kon komen dan een vrouw.
Het grootste verschil tussen het plegen van moord en doodslag in de vijf onderzochte en  beschreven eeuwen, ligt niet in een eventuele verandering van de menselijke geest. De mens blijft, helaas, geneigd tot alle kwaad. Wel liggen bepaalde soorten van misdrijven (mede) aan de sociale  omstandigheden, waarin mensen in een bepaalde tijd verkeren. Zoals duidelijk wordt aangetoond leidde de vreselijke armoede in Kampen in de tweede helft van de 19de eeuw tot kindermoord. Ook is er een groot verschil, in deze vijf eeuwen, aangaande de toepaste straf. Bovendien verschilt de instantie die verantwoordelijk was voor de berechting. Vanaf de middeleeuwen  tot de Franse tijd bepaalden in Kampen de stedelijke overheden de strafrechtsspraak, daarna werd deze centraal geregeld. Nadat al eerder marteling tijdens een verhoor en te schande staan voor een publiek was afgeschaft, werd in 1870 de doodstraf niet langer toegepast.











Share by: